Maar in werkelijkheid zijn het ontelbare
kleine deelcapaciteitjes. Al deze kleine capaciteitjes kan men voorstellen door
een enkele capaciteit zoals voorgesteld in fig. 2(a).
Een belangrijk ding, wat
men goed voor ogen moet houden, is, dat men te maken heeft met een parallelkring
en de inductantie zich slechts bij een veel lagere frequentie dan de resonantie
frequentie van de net genoemde parallelkring als een spoel gedraagt. Op deze
lage frequenties is de wisselstroomweerstand (Reactantie) van de eigen
capaciteit van de spoel te hoog om nog van invloed te zijn op de gedragingen van
de spoel. (Fig. 2b). Op hogere frequenties wordt een deel van de inductieve
reactantie (wisselstroomweerstand van de spoel) door de eigencapaciteit van de
spoel opgeheven. Hieruit blijkt, dat de waarde van de inductantie van een spoel
afhangt van de frequentie waarop je hem gebruikt. Op de frequentie, waarop de
spoel (samen met de eigencapaciteit) in resonantie is, is de impedantie (Z) zeer
hoog (theoretisch oneindig). Dit noemt men dan een eigen resonerende HF
smoorspoel. Boven deze resonantie frequentie gedraagt de spoel zich niet meer
als een spoel, doch als een capaciteit. Immers op hogere frequenties heeft de
spoel een hoge reactantie en de condensator een lage. Dit betekent, dat men een
HF smoorspoel op een veel lagere frequentie moet gebruiken dan de eigen
frequentie van de spoel. (zie boven). Op lagere frequenties is de zelfinductie
waarde van de spoel constant.
Tot zover hebben we verondersteld, dat we te maken
hadden met verliesvrije spoelen. In werkelijkheid kan men de verliezen in een
spoel in twee delen verdelen nl. koperverliezen en dielectrische verliezen. De
verliezen in de draad zijn op te delen in de gelijkstroomverliezen t.g.v. de
ohmse weerstand en de HF verliezen in de draad tgv. het z.g. skin effect. Het
skineffect betekent, dat HF stromen zich slechts langs het buitenste deel van de
draad verplaatsen. Dientengevolge is meestal de hoogfrequent weerstand veel
groter dan de gelijkstroomweerstand. Voor de practische toepassingen kunnen deze
verliezen gezien worden als weerstand in serie met de spoel. Ook de wervelstroomverliezen die optreden t.g.v. de koppeling van de magnetische
krachtlijnen met het chassis of printplaat kunnen als ohmse verliezen beschouwd
worden. Om deze wervelstroomverliezen laag te houden, moet de afstand rondom de
spoel tot de omliggende metalen behuizing minstens gelijk zijn aan de diameter
van de spoel. Spoelen met een ferrietkern hebbem ook verliezen maar de
permeabiliteit van het kernmateriaal heeft tot gevolg, dat men op de spoel
minder windingen behoeft en dus de ohmse verliezen lager zijn. Het kern
materiaal moet voor de betreffende frequentie wel geschikt zijn.
Wat er bij al
deze verliezen in een spoel nog bijkomt, zijn de dielectrische verliezen. Het
zijn de dielectrische verliezen in de eigen capaciteit van de spoel. In de
meeste typen spoelen loopt het electrisch veld door een dielectricum, wat
bestaat uit de spoelvorm, draadisolatie, draadsteunen en natuurlijk ook lucht.
Nu kunnen we de luchtisolatie wel verwaarlozen. Omdat geen dielectricum perfect
is, veroorzaken die in het materiaal verliezen in de vorm van
weerstandsverliezen in serie met de eigencapaciteit. Wat begonnen is als een
enkele geidealiseerde spoel, is uiteindelijk een spoel geworden, bestaande uit
vier delen; de zelfinductie, de eigencapaciteit en twee aparte verliesketens.
En
zelfs dat is nog niet alles, omdat deze verliesketens ook nog afhankelijk zijn
van de frequentie. Hieruit blijkt dus, dat de Q van de spoel afhankelijk is van
de frequentie. Q wordt berekend alsof de spoel alleen een zelfinductie L bezit
in serie met een enkele verliesweerstand Rl, zodat de kwaliteitsfactor is te
berekenen met de formule 1. Met een meter kun je op eenvoudige manier de grootte
van de zelfinductie meten en ook de ohmse weerstand van de spoel.
In de fig. 3
is het vervangingsschema van een spoel weergegeven. Zoals je ziet, is een spoel
meer dan alleen maar een stuk opgewonden draad, dat zich alleen als een spoel
moet gedragen. Als je op meerder frequenties een meting op de spoel los laat,
merk je op, dat de Q een brede top, die zowel op een hogere, als op een lagere
frequentie, afneemt. Bij lage frequenties heeft de Q een neiging toe te nemen
door een constante Rl, terwijl bij hogere frequenties de invloed van de eigen
capaciteit van de spoel en het frequentie afhankelijke skin effect van de spoel
een belangrijke rol gaat spelen en dus de Q zal afnemen. Typisch waarde van een
spoel gewikkeld van dik koperdraad, op "lucht" gewikkeld, hebben een Q
van 150 tot 500.
Het ontwerp van een spoel beinvloedt sterk de spoelverliezen
zoals de draadverliezen en de verliezen t.g.v. de eigencapaciteit. Wil je een
spoel met lage verliezen en heb je niet de beschikking over goede
meetinstrumenten, dan is een richtlijn, dat je de diameter van de spoel kiest
gelijk aan de wikkellengte. Dit is al een heel oud gegeven en werd reeds in de
20-er jaren onderkend. Dit artikel heeft dan ook betrekking op enkellaagsspoelen.
De invloed van het skineffect kan men reduceren, door gebruik te maken van z.g.
Litze draad. Meeraderig wikkeldraad, waarvan elk draadje is geisoleerd. Slechts
aan het begin en eind van de wikkeling worden de draden doorverbonden.
Mocht je
in het bezit zijn van oude spoelen, moet je maar eens zien naar de soort
wikkeldraad. Gooi dit niet weg, hiervan kan je prima spoeltjes wikkelen voor het
HF bereik. Het solderen van dit soort draad vereist wel handigheid maar is snel
te leren. Ook spoelen met een grote diameter verlagen de invloed van het skin
effect, maar dan moet de spatie weer groot worden, om de eigen capaciteit laag
te houden. Voor iedere gegeven spoel en frequentie is een optimum set waarden
van aantal windingen en draad diameter. Al het bovenstaande heeft betrekking op
z.g. "unloaded" Q van de spoel. Als de spoel deel uitmaakt van een
circuit, wat meestal het geval is, heeft men te maken met de z.g.
"loaded" Q(l) van de spoel en die is altijd lager dan de unloaded Q(u).
Het rendement van de LC kring is:
Q(l)
1 - ------ x 100% = rendement
Q(u)
Doordat het rendement van de kring altijd lager is dan 100 %,
hebben we te maken met vermogens verlies.
Q(l)
------- x 100% = verm. verlies
Q(u)
Dit betekent, dat, om grote verliezen te voorkomen, men moet
uitgaan van een spoel met hoge Q(u), in een circuit hebben we toch te maken met
een veel lagere Q(l) zodat we al onze aandacht kunnen besteden aan een
goede keuze van de componenten, die ons circuit moeten
completeren. Maar hier begint het probleem en vind je tegenstrijdigheden in de
gedragingen van het materiaal waarop de spoel is gewikkeld.
Als je een spoel wikkelt op een vorm met zeer goede HF
eigenschappen en daarna de spoel opneemt in een circuit waarbij de spoel belast
wordt, zal je nauwelijks merkbare verliezen bespeuren en al gauw concluderen,
dat het materiaal goed is. Maar dat is niet altijd mogelijk. In een circuit met
een hoge Q kan de zelfde spoel zich heel anders gedragen. In het boek van
ON4UN-Low band DXing (VERON bibliotheek service bureau) heeft ON4UN een spoel
als top loading coil voor een 160 meter vertical. Een spoel met een Q(u) van 200
heeft in dit circuit een lage belasting (dus hoogohmig). De Q blijft hoog en zal
ca. 30 % van de energie absorberen t.g.v. de hoge kringstromen. De spoel wordt
warm en de vorm kan smelten of zacht worden. In de High Gain groundplane voor
28-3.5 Mc wordt voor 3.5 Mc een toploading spoel toegepast, welke is gewikkeld
op glasfiber.
Bij mij (PAoLH) is deze spoel eruit gebrand bij ca 100 Watt
output. Bij de constructie van zo'n top loading spoel moet men dan ook veel
aandacht aan het materiaal besteden en niet direct de eerste de beste PVC pijp
nemen. Luchtspoelen zijn natuurlijk ideaal, maar constructief moeilijk te maken
als zelfdragend geheel. Op rommelmarkten komen we wel eens luchtspoelen tegen,
gewikkeld met behulp van strippen polystyreen. Een handige manier om de
dielectrische verliezen van isiolatie materiaal te testen is het magnetron-
fornuis. Plaats een halve liter water in de oven als dummy- load. Leg hiernaast
(niet in het water!) het stuk isolatiemateriaal. Tegen de tijd dat het water
kookt merk je dat het isolatiemateraal met weing verliezen koud blijf en dat
slecht HF materiaal warm wordt. (Geen complete spoelen in de Magnetron!!) Met
dit artikel uit Rad. COM van G3SEK, met enige aanvullingen, hoop ik je een idee
gegeven te hebben, over de gedragingen van spoelen in het algemeen. Ik weet, dat
het lang niet compleet is, maar daar zijn de boeken voor.
Formule 1:
2 *pi*F*L
Q = ----------
R(l)
Lieuwe Tysma - PAoLH